10K+ étudiants - 4.8/5
Apprenez avec un professeur Matériel d'apprentissage inclus Pratiquez la conversation

Ontmoeten (rencontrer) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Présent de l'indicatif, indicatif)

Ontmoeten (rencontrer) - Conjugaison des verbes et exercices

Ontmoeten - Conjugaison de Rencontrer en néerlandais : tableau de conjugaison, exemples et exercices au présent continu, mode indicatif (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Présent de l'indicatif, indicatif)

Toutes les conjugaisons et les temps: Ontmoeten (rencontrer) - Conjugaison des verbes et exercices

Programme : cours de néerlandais - Karakter en persoonlijkheid (Caractère et personnalité)

Conjugaison de rencontrer au présent de l'indicatif

Néerlandais Français
(ik) ontmoet je rencontre
(jij) ontmoet / ontmoet tu rencontres / rencontre
(hij/zij/het) ontmoet il/elle/on rencontre
(wij) ontmoeten nous rencontrons
(jullie) ontmoeten vous rencontrez
(zij) ontmoeten ils rencontrent

Exemples de phrases

Néerlandais Français
Ik ontmoet een vriendelijke en open buur. Je rencontre un voisin sympathique et ouvert.
Jij ontmoet vaak verlegen mensen op het werk. Tu rencontres souvent des personnes timides au travail.
Hij ontmoet altijd eerlijke en slimme vrienden. Il rencontre toujours des amis honnêtes et intelligents.
Wij ontmoeten elkaar bij de supermarkt vaak. Nous nous rencontrons souvent au supermarché.
Jullie ontmoeten nieuwe mensen op het feest. Vous rencontrez de nouvelles personnes à la fête.
Zij ontmoeten elke week haar open collega’s. Ils rencontrent chaque semaine ses collègues ouverts.

Exercice: Conjugaison des verbes

Instruction: Choisissez la bonne forme.

Afficher la traduction Montrez les réponses

ontmoeten, ontmoet

1.
Ik ... een vriendelijke en open buur.
(Je rencontre un voisin sympathique et ouvert.)
2.
Jij ... vaak verlegen mensen op het werk.
(Tu rencontres souvent des personnes timides au travail.)
3.
Hij ... altijd eerlijke en slimme vrienden.
(Il rencontre toujours des amis honnêtes et intelligents.)
4.
Wij ... elkaar bij de supermarkt vaak.
(Nous nous rencontrons souvent au supermarché.)
5.
Jullie ... nieuwe mensen op het feest.
(Vous rencontrez de nouvelles personnes à la fête.)
6.
Zij ... elke week haar open collega’s.
(Ils rencontrent chaque semaine ses collègues ouverts.)