Leven (vivre) - Conjugaison des verbes et exercices

Conjugaison de leven (vivre) pour tous les temps verbaux avec des phrases d'exemple et des exercices.

 Leven (vivre) - Conjugaison des verbes et exercices

Matériel d'apprentissage qui met en œuvre ce verbe:

Niveau: A1

Module 5: Thuis (À la maison)

Leçon 35: Huisvesting en accommodatie (Logement et hébergement)

Infinitief Voltooid deelwoord
Leven (Vivre) Geleefd (vécu)

Temps de verbe

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Néerlandais Français
ik leef je vis
jij leeft tu vis
hij/zij/het leeft Il/elle/on vit
wij leven nous vivons
jullie leven vous vivez
zij leven Ils vivent

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Néerlandais Français
ik leefde je vivais
jij leefde tu vivais
hij/zij/het leefde il/elle/on vivait
wij leefden nous vivions
jullie leefden vous viviez
zij leefden ils vivaient

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Néerlandais Français
ik heb geleefd j'ai vécu
jij hebt geleefd / hebt geleefd tu as vécu
hij/zij/het heeft geleefd Il/elle a vécu
wij hebben geleefd Nous avons vécu
jullie hebben geleefd vous avez vécu
zij hebben geleefd Ils ont vécu

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Néerlandais Français
ik heb geleefd j'ai vécu
jij hebt/heb geleefd tu as vécu
hij/zij/het heeft geleefd Il/elle/on a vécu
wij hebben geleefd Nous avons vécu
jullie hebben geleefd vous avez vécu
zij hebben geleefd Ils ont vécu

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Néerlandais Français
ik zal leven je vivrai
jij zult/zal leven tu vivras
hij/zij/het zal leven Il/elle/on vivra
wij zullen leven nous vivrons
jullie zullen leven vous vivrez
zij zullen leven Ils vivront

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Néerlandais Français
ik zal geleefd hebben j'aurai vécu
jij zult/zal geleefd hebben tu auras vécu
hij/zij/het zal geleefd hebben Il/elle/on aura vécu
wij zullen geleefd hebben nous aurons vécu
jullie zullen geleefd hebben vous aurez vécu
zij zullen geleefd hebben ils auront vécu
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Néerlandais Français
ik zou leven je vivrais
jij zou leven tu vivrais
hij/zij/het zou leven Il/elle/on vivrait
wij zouden leven nous vivrions
jullie zouden leven vous vivriez
zij zouden leven Ils vivraient

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Néerlandais Français
ik zou geleefd hebben j'aurais vécu
jij zou geleefd hebben tu aurais vécu
hij/zij/het zou geleefd hebben Il/elle/on aurait vécu
wij zouden geleefd hebben nous aurions vécu
jullie zouden geleefd hebben vous auriez vécu
zij zouden geleefd hebben Ils auraient vécu
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Néerlandais Français
Leef! Vis