| Akkoord (D'accord) | Niet akkoord (Pas d'accord) |
|---|---|
| Ik ben het eens met (Je suis d'accord avec) | Ik ben het niet eens met (Je ne suis pas d'accord avec) |
| Ik ga akkoord met (Je suis d'accord avec) | Ik ga niet akkoord met (Je ne suis pas d'accord avec) |
| Ik denk dat (Je pense que) | Ik denk niet dat (Je ne pense pas que) |
| Dat klopt! (C'est exact !) | Dat klopt niet! (Ce n'est pas correct !) |
| Het is waar dat (Il est vrai que) | Het is niet waar dat (Il n'est pas vrai que) |
| Ik ben zeker dat (Je suis certain que) | Ik ben niet zeker dat (Je ne suis pas sûr que) |
| Akkoord! (D'accord !) | Dat betwijfel ik! (Je doute de cela !) |
Exercice 1: Akkoord en niet akkoord uitdrukken
Instruction: Remplissez le mot correct.
gaan, betwijfel, denk, ben, klopt
1.
Dat ... niet, er is een fout gemaakt.
(Ce n'est pas correct, une erreur a été faite.)
2.
Ik ... het niet eens met dat idee.
(Je ne suis pas d'accord avec cette idée.)
3.
Zij ... niet akkoord met de beslissing.
(Ils ne sont pas d'accord avec la décision.)
4.
Ik ... niet dat dat nodig is.
(Je ne pense pas que ce soit nécessaire.)
5.
Ik ... het eens met jouw voorstel.
(Je suis d'accord avec ta proposition.)
6.
Ik ... dat dit de juiste aanpak is.
(Je doute que ce soit la bonne approche.)
Exercice 2: Choix multiple
Instruction: Choisissez la phrase correcte pour exprimer un accord ou un désaccord dans un contexte professionnel.
1.
Foutieve constructie; na 'eens zijn' hoort 'met' te staan, niet 'voor'.
Het voorzetsel 'met' ontbreekt na 'akkoord gaan'.
2.
'Dat klopt niet' is correct zonder 'met'; het gebruik van 'met' is onjuist in deze zin.
'Dat klopt' wordt gewoonlijk zonder 'met' gebruikt; toevoeging van 'met' is hier fout.
3.
Onjuiste woordvolgorde en ontbreken van 'met'.
Foutief voorzetsel 'van' in plaats van 'met' na 'ga niet akkoord'.
4.
Foutief gebruik van 'van' na 'denk niet'; alleen 'dat' hoort hier te staan.