10K+ étudiants - 4.8/5
Apprenez avec un professeur Matériel d'apprentissage inclus Pratiquez la conversation

Wonen (habiter) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Présent de l'indicatif, indicatif)

Wonen (habiter) - Conjugaison des verbes et exercices

Wonen - Conjugaison de Habiter en néerlandais : Tableau de conjugaison, exemples et exercices au présent continu, mode indicatif (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Présent de l'indicatif, indicatif)

Toutes les conjugaisons et les temps: Wonen (habiter) - Conjugaison des verbes et exercices

Programme : cours de néerlandais - Waar kom je vandaan? (D'où venez-vous?)

Conjugaison de habiter au présent de l'indicatif

Néerlandais Français
(ik) woon j'habite
(jij) woont/woon tu habites
(hij/zij/het) woont il/elle/on habite
(wij) wonen nous habitons
(jullie) wonen vous habitez
(zij) wonen ils habitent

Exemples de phrases

Néerlandais Français
Ik woon in Nederland, de hoofdstad is Amsterdam. J'habite aux Pays-Bas, la capitale est Amsterdam.
Waar woon jij? In welke stad woon je? Où habites-tu ? Dans quelle ville habites-tu ?
Hij woont in België, vlakbij de grens. Il habite en Belgique, près de la frontière.
Wij wonen samen in het Verenigd Koninkrijk. Nous habitons ensemble au Royaume-Uni.
Jullie wonen in Frankrijk, toch? Vous habitez en France, n'est-ce pas ?
Zij wonen in Duitsland met hun familie. Ils habitent en Allemagne avec leur famille.

Exercice: Conjugaison des verbes

Instruction: Choisissez la bonne forme.

Afficher la traduction Montrez les réponses

woont, woon, wonen

1.
Zij ... in duitsland met hun familie.
(Ils vivent en Allemagne avec leur famille.)
2.
Jullie ... in frankrijk, toch?
(Vous habitez en France, n'est-ce pas ?)
3.
Ik ... in nederland, de hoofdstad is amsterdam.
(Je vis aux Pays-Bas, la capitale est Amsterdam.)
4.
Hij ... in belgië, vlakbij de grens.
(Il habite en Belgique, près de la frontière.)
5.
Waar ... jij? in welke stad ... je?
(Où habites-tu ? Dans quelle ville habites-tu ?)
6.
Wij ... samen in het verenigd koninkrijk.
(Nous habitons ensemble au Royaume-Uni.)