Kosten (coûter) - Conjugaison des verbes et exercices

Conjugaison de kosten (coûter) pour tous les temps verbaux avec des phrases d'exemple et des exercices.

 Kosten (coûter) - Conjugaison des verbes et exercices

Matériel d'apprentissage qui met en œuvre ce verbe:

Niveau: A1

Module 3: Dag tot dag (Au jour le jour)

Leçon 19: Prijzen en geld (Prix et argent)

Infinitief Voltooid deelwoord
Kosten (Coûter) Gekost (Coûté)

Temps de verbe

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Néerlandais Français
kost coûte

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Néerlandais Français
kostte coûtais

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Néerlandais Français
heeft gekost il/elle a coûté

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Néerlandais Français
heeft gekost il/elle/on a coûté

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Néerlandais Français
zal kosten hebben il/elle aura un coût

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Néerlandais Français
zal gekost hebben n'aura pas coûté trop cher
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Néerlandais Français
zou kosten il/elle coûterait

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Néerlandais Français
zou gekost hebben il aurait coûté
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Néerlandais Français