Komen (venir) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Présent de l'indicatif, indicatif) Partager Copié !

Komen - Conjugaison de Venir en néerlandais : tableau de conjugaison, exemples et exercices au présent continu, mode indicatif (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Présent de l'indicatif, indicatif)
Toutes les conjugaisons et les temps: Komen (venir) - Conjugaison des verbes et exercices
Programme : cours de néerlandais - Waar kom je vandaan? (D'où venez-vous?)
Conjugaison de venir au présent de l'indicatif
Néerlandais | Français |
---|---|
ik kom | je viens |
jij komt/kom je | tu viens |
hij/zij/het komt | Il/elle/on vient |
wij komen | nous venons |
jullie komen | vous venez |
zij komen | Ils viennent |
Exemples de phrases
Néerlandais | Français |
---|---|
Ik kom uit Nederland. | Je viens des Pays-Bas. |
Waar kom je vandaan? | D'où viens-tu? |
Zij komt uit Spanje. | Elle vient d'Espagne. |
Wij komen uit België. | Nous venons de Belgique. |
Komen jullie uit Duitsland? | Vous venez d'Allemagne? |
Zij komen uit Frankrijk. | Ils viennent de France. |
Exercice: Conjugaison des verbes
Instruction: Choisissez la bonne forme.
komt, komen, je, kom
1.
Wij ... uit belgië.
(Nous venons de Belgique.)
2.
Waar ... ... vandaan?
(D'où viens-tu?)
3.
... jullie uit duitsland?
(Venez-vous d'Allemagne ?)
4.
Zij ... uit frankrijk.
(Ils viennent de France.)
5.
Ik ... uit nederland.
(Je viens des Pays-Bas.)
6.
Zij ... uit spanje.
(Elle vient d'Espagne.)