Hebben (avoir) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Présent de l'indicatif, indicatif)

 Hebben (avoir) - Conjugaison des verbes et exercices

Hebben - Conjugaison d'avoir en néerlandais : tableau de conjugaison, exemples et exercices au présent continu, mode indicatif (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Présent de l'indicatif, indicatif)

Toutes les conjugaisons et les temps: Hebben (avoir) - Conjugaison des verbes et exercices

Programme : cours de néerlandais - Groeten en afscheid (Salutations et adieux)

Conjugaison du verbe avoir au présent de l'indicatif

Néerlandais Français
ik heb j'ai
jij hebt tu as
hij/zij/het heeft il/elle/on a
wij hebben nous avons
jullie hebben vous avez
zij hebben ils ont

Exemples de phrases

Néerlandais Français
Ik heb een vraag, goedemorgen. J'ai une question, bonjour.
Jij hebt een leuk accent, aangenaam! Tu as un bel accent, c'est agréable !
Zij heeft altijd een glimlach, hallo! Elle a toujours un sourire, bonjour !
Wij hebben een afspraak, tot ziens. Nous avons un rendez-vous, au revoir.
Jullie hebben geluk, tot morgen! Vous avez de la chance, à demain!
Zij hebben dezelfde naam, tot straks. Ils ont le même nom, à tout à l'heure.

Exercice: Conjugaison des verbes

Instruction: Choisissez la bonne forme.

Afficher la traduction Montrez les réponses

heb, heeft, hebt, hebben

1.
Ik ... een vraag, goedemorgen.
(J'ai une question, bonjour.)
2.
Jij ... een leuk accent, aangenaam!
(Tu as un bel accent, c'est agréable !)
3.
Zij ... altijd een glimlach, hallo!
(Elle a toujours un sourire, bonjour !)
4.
Wij ... een afspraak, tot ziens.
(Nous avons un rendez-vous, au revoir.)
5.
Jullie ... geluk, tot morgen!
(Vous avez de la chance, à demain!)
6.
Zij ... dezelfde naam, tot straks.
(Ils ont le même nom, à tout à l'heure.)