Geven (donner) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Présent de l'indicatif, indicatif) Partager Copié !

Geven - Conjugaison de Donner en néerlandais : tableau de conjugaison, exemples et exercices au présent continu, mode indicatif (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Présent de l'indicatif, indicatif)
Toutes les conjugaisons et les temps: Geven (donner) - Conjugaison des verbes et exercices
Programme : cours de néerlandais - Adres en contactgegevens (Adresse et coordonnées)
Conjugaison du verbe donner au présent de l'indicatif
Néerlandais | Français |
---|---|
ik geef | je donne |
jij geeft | tu donnes |
hij/zij/het geeft | il/elle/on donne |
wij geven | nous donnons |
jullie geven | vous donnez |
zij geven | ils/elles donnent |
Exemples de phrases
Néerlandais | Français |
---|---|
Ik geef mijn telefoonnummer. | Je donne mon numéro de téléphone. |
Jij geeft de man de e-mail. | Tu donnes l'e-mail à l'homme. |
Hij geeft de postcode door. | Il transmet le code postal. |
Wij geven het huisnummer aan de vrouw. | Nous donnons le numéro de maison à la femme. |
Jullie geven het contact een voorvoegsel. | Vous donnez un préfixe au contact. |
Zij geven de geboortedatum. | Ils donnent la date de naissance. |
Exercice: Conjugaison des verbes
Instruction: Choisissez la bonne forme.
geef, geven, geeft
1.
Ik ... mijn telefoonnummer.
(Je donne mon numéro de téléphone.)
2.
Jij ... de man de e-mail.
(Tu donnes l'e-mail à l'homme.)
3.
Jullie ... het contact een voorvoegsel.
(Vous donnez un préfixe au contact.)
4.
Wij ... het huisnummer aan de vrouw.
(Nous donnons le numéro de maison à la femme.)
5.
Hij ... de postcode door.
(Il transmet le code postal.)
6.
Zij ... de geboortedatum.
(Ils donnent la date de naissance.)