10K+ étudiants - 4.8/5
Apprenez avec un professeur Matériel d'apprentissage inclus Pratiquez la conversation

Bezoeken (visiter) - Voltooid tegenwoordige tijd (VTT), aantonende wijs (Passé composé, indicatif)

Bezoeken (visiter) - Conjugaison des verbes et exercices

Bezoeken - Conjugaison de Visiter en néerlandais : Tableau de conjugaison, exemples et exercices au passé composé, mode indicatif (Voltooid tegenwoordige tijd (VTT), aantonende wijs).

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT), aantonende wijs (Passé composé, indicatif)

Toutes les conjugaisons et les temps: Bezoeken (visiter) - Conjugaison des verbes et exercices

Programme : cours de néerlandais - Vakantieplannen (Des plans de vacances)

Conjugaison de visiter au passé composé

Néerlandais Français
(ik) heb bezocht j'ai visité
(jij) hebt bezocht / hebt bezocht tu as visité
(hij/zij/het) heeft bezocht il/elle/on a visité
(wij) hebben bezocht nous avons visité
(jullie) hebben bezocht vous avez visité
(zij) hebben bezocht Ils ont visité

Exemples de phrases

Néerlandais Français
Ik heb het eiland bezocht tijdens de reis. J'ai visité l'île pendant le voyage.
Jij hebt het strand bezocht op vakantie. Tu as visité la plage pendant les vacances.
De toerist heeft het museum bezocht. Le touriste a visité le musée.
Wij hebben de excursie gisteren bezocht. Nous avons visité l'excursion hier.
Jullie hebben het reisbureau bezocht voor de vlucht. Vous avez visité l'agence de voyage pour le vol.
Zij hebben de zee bezocht en ontspannen. Ils ont visité la mer et se sont détendus.

Exercice: Conjugaison des verbes

Instruction: Choisissez la bonne forme.

Afficher la traduction Montrez les réponses

hebben, heeft, bezocht, hebt, heb

1.
Ik ... het eiland ... tijdens de reis.
(J'ai visité l'île pendant le voyage.)
2.
Jij ... het strand ... op vakantie.
(Tu as visité la plage pendant les vacances.)
3.
De toerist ... het museum ....
(Le touriste a visité le musée.)
4.
Wij ... de excursie gisteren ....
(Nous avons visité l'excursion hier.)
5.
Jullie ... het reisbureau ... voor de vlucht.
(Vous avez visité l'agence de voyage pour le vol.)
6.
Zij ... de zee ... en ontspannen.
(Ils ont visité la mer et se sont détendus.)