Beginnen (commencer) - Onvoltooid toekomende tijd (OTTk), aantonende wijs (Futur antérieur, indicatif) Partager Copié !

Beginnen - Conjugaison de Commencer en néerlandais : tableau de conjugaison, exemples et exercices au futur antérieur, mode indicatif (Onvoltooid toekomende tijd (OTTk), aantonende wijs).
Onvoltooid toekomende tijd (OTTk), aantonende wijs (Futur antérieur, indicatif)
Toutes les conjugaisons et les temps: Beginnen (commencer) - Conjugaison des verbes et exercices
Programme : cours de néerlandais - Dagelijkse routines (Routine quotidienne)
Conjugaison de commencer au futur simple
Néerlandais | Français |
---|---|
(ik) zal begonnen zijn | je commencerai |
(jij) zal/zult begonnen zijn | tu auras commencé |
(hij/zij/het) zal begonnen zijn | il/elle aura commencé |
(wij) zullen begonnen zijn | nous aurons commencé |
(jullie) zullen begonnen zijn | vous aurez commencé |
(zij) zullen begonnen zijn | ils auront commencé |
Exemples de phrases
Néerlandais | Français |
---|---|
Ik zal begonnen zijn met de administratie morgen. | J'aurai commencé l'administration demain. |
Jij zult begonnen zijn met de boekhouding volgende week. | tu auras commencé la comptabilité la semaine prochaine. |
Hij zal begonnen zijn met het bedrijf oprichten binnenkort. | Il aura bientôt commencé à créer l'entreprise. |
Wij zullen begonnen zijn met investeren in marketing snel. | Nous aurons commencé à investir rapidement dans le marketing. |
Jullie zullen begonnen zijn met de verantwoordelijkheid voor de winst. | Vous aurez commencé avec la responsabilité du profit. |
Zij zullen begonnen zijn met de belasting voorbereiden deze maand. | Ils auront commencé à préparer la déclaration de revenus ce mois-ci. |
Exercice: Conjugaison des verbes
Instruction: Choisissez la bonne forme.
zullen begonnen zijn, begonnen, zult, zijn, zal begonnen zijn
1.
Wij ... met investeren in marketing snel.
(Nous aurons commencé à investir rapidement dans le marketing.)
2.
Zij ... met de belasting voorbereiden deze maand.
(Ils auront commencé à préparer la déclaration de revenus ce mois-ci.)
3.
Hij ... met het bedrijf oprichten binnenkort.
(Il aura bientôt commencé à créer l'entreprise.)
4.
Jij ... ... ... met de boekhouding volgende week.
(Tu auras commencé la comptabilité la semaine prochaine.)
5.
Ik ... met de administratie morgen.
(J'aurai commencé l'administration demain.)
6.
Jullie ... met de verantwoordelijkheid voor de winst.
(Vous aurez commencé avec la responsabilité du profit.)