- Formule : zijn + aan het + infinitief.
- Utilisé pour des actions qui sont en cours à ce moment.
- Utilisez toujours le verbe sein comme auxiliaire.
Persoon (Personne) | Voorbeeld (Exemple) |
---|---|
Ik | Ik ben bloemen aan het zaaien. (Je suis en train de semer des fleurs.) |
Jij | Jij bent de planten aan het sproeien. (Tu arroses les plantes.) |
Hij/Zij | Hij/zij is aan het planten. (Il/elle est en train de planter.) |
Wij | Wij zijn aan het werken in de tuin. (Nous sommes en train de travailler dans le jardin.) |
Jullie | Jullie zijn aan het spelen buiten. (Vous êtes en train de jouer dehors.) |
Zij | Zij zijn aan het voetballen. (Ils sont en train de jouer au football.) |
Exercice 1: Zijn aan het + infinitief
Instruction: Remplissez le mot correct.
aan het sproeien, zijn aan het klimmen, is aan het werken, is aan het groeien, zijn aan het verwelken, aan het regenen is
Exercice 2: Choix multiple
Instruction: Choisissez la bonne solution
1. Hij ___ de tuin aan het water geven.
(Il est en train d'arroser le jardin.)2. Wij ___ bloemen aan het planten.
(Nous sommes en train de planter des fleurs.)3. Jij ___ de kamerplanten aan het verpotten.
(Tu es en train de rempoter les plantes d'intérieur.)4. Ik ___ de tuin aan het sproeien.
(Je suis en train d'arroser le jardin.)5. Zij ___ het onkruid aan het verwijderen.
(Ils enlèvent les mauvaises herbes.)6. Jullie ___ de bladeren aan het opruimen.
(Vous êtes en train de ramasser les feuilles.)