- Un pronom relatif relie une phrase ou une proposition subordonnée à un mot ou groupe de mots précédent.
- Tu les utilises pour dire quelque chose à propos de personnes, d'animaux ou de choses.
- Utilisez le pronom relatif approprié en regardant s'il s'agit d'un de-woord ou d'un het-woord, et si c'est au singulier ou au pluriel.
| de-woord | het-woord | |
|---|---|---|
| Enkelvoud (Singulier) | die De persoon die je daar ziet, is vegetarisch. (La personne qui tu vois là est végétarienne.) | dat Het dieet dat ik volg, is evenwichtig. (Le régime que je suis est équilibré.) |
| Meervoud (Pluriel) | die De snacks die ik kocht, zijn gezond. (Les snacks qui sont sains.) | die De ingrediënten die je toevoegt, zijn verkeerd. (Les ingrédients que tu ajoutes sont incorrects.) |
Des exceptions !
- Wie en wat sont des pronoms relatifs utilisés de manière autonome. Par exemple : Wie veel sport, is gezond.
- Utilisez wat après les mots indéfinis comme alles ou iets.
Exercice 1: Betrekkelijke voornaamwoorden (die, dat, wat, wie)
Instruction: Remplissez le mot correct.
Wie, wat, die, dat
1.
De vegetarische soep ... ik kookte was erg lekker.
(La soupe végétarienne que j'ai cuisinée était très bonne.)
2.
Het tussendoortje ... ik at was een banaan.
(La collation que j'ai mangée était une banane.)
3.
Hij eet alles ... hij lekker vindt.
(Il mange tout ce qu'il aime.)
4.
Ze is een persoon ... gezond eten belangrijk vindt.
(C'est une personne qui trouve important de manger sainement.)
5.
Iets ... gezond is, is meestal ook lekker.
(Ce qui est sain est généralement aussi bon.)
6.
De mensen ... sporten, voelen zich fitter.
(Les personnes qui font du sport se sentent plus en forme.)
7.
... gezond leeft, voelt zich vaak beter.
(Qui vit sainement se sent souvent mieux.)
8.
Het frisdrankje ... zij bestelt, is ongezond.
(La boisson gazeuse qu'elle commande est malsaine.)
Exercice 2: Choix multiple
Instruction: Choisissez la phrase correcte avec le pronom relatif approprié pour relier correctement les phrases.
1.
'Wat' gebruik je niet na een de-woord zoals 'persoon'.
'Dat' is fout omdat 'persoon' een de-woord is en hier enkelvoud is; het moet 'die' zijn.
2.
'Die' is fout omdat 'die' voor de-woorden wordt gebruikt; hier moet 'dat' staan.
'Wat' is hier niet juist omdat 'dieet' een bepaald het-woord is, geen onbepaald woord.
3.
'Wat' gebruik je niet na een meervoudig de-woord.
'Dat' gebruik je niet voor meervoud; het moet 'die' zijn.
4.
'Die' kan niet zelfstandig worden gebruikt zonder voorafgaand woord.
'Dat' is niet correct als zelfstandig betrekkelijk voornaamwoord zonder antecedent.