Zwemmen (nager) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Présent de l'indicatif, indicatif)

 Zwemmen (nager) - Conjugaison des verbes et exercices

Zwemmen - Conjugaison de Nager en néerlandais : tableau de conjugaison, exemples et exercices au présent continu, mode indicatif (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Présent de l'indicatif, indicatif)

Toutes les conjugaisons et les temps: Zwemmen (nager) - Conjugaison des verbes et exercices

Programme : cours de néerlandais - Sport en beweging (Sports et exercice)

Conjugaison de nager au présent de l'indicatif

Néerlandais Français
ik zwem je nage
jij zwemt tu nages
hij/zij/het zwemt il/elle nage
wij zwemmen nous nageons
jullie zwemmen vous nagez
zij zwemmen ils nagent

Exemples de phrases

Néerlandais Français
Ik zwem in de wedstrijd. Je nage dans la compétition.
Jij zwemt snel in het zwembad. Tu nages vite dans la piscine.
Zij zwemt iedere ochtend. Elle nage chaque matin.
Wij zwemmen vaak na het werk. Nous nageons souvent après le travail.
Jullie zwemmen samen in het meer. Vous nagez ensemble dans le lac.
Zij zwemmen graag als sport. Ils aiment nager comme sport.

Exercice: Conjugaison des verbes

Instruction: Choisissez la bonne forme.

Afficher la traduction Montrez les réponses

zwem, zwemmen, zwemt

1.
Zij ... graag als sport.
(Ils aiment nager comme sport.)
2.
Zij ... iedere ochtend.
(Elle nage chaque matin.)
3.
Jij ... snel in het zwembad.
(Tu nages vite dans la piscine.)
4.
Jullie ... samen in het meer.
(Vous nagez ensemble dans le lac.)
5.
Wij ... vaak na het werk.
(Nous nageons souvent après le travail.)
6.
Ik ... in de wedstrijd.
(Je nage dans la compétition.)