10K+ étudiants - 4.8/5
Apprenez avec un professeur Matériel d'apprentissage inclus Pratiquez la conversation

Zullen (aller) - Conjugaison des verbes et exercices

Conjugaison de zullen (aller) pour tous les temps verbaux avec des phrases d'exemple et des exercices.

Zullen (aller) - Conjugaison des verbes et exercices

Matériel d'apprentissage qui met en œuvre ce verbe:

Niveau: A1

Module 6: De stad en het dorp (La ville et le village)

Leçon 44: Vrijdagavond uit (Sortie du vendredi soir)

Infinitief Voltooid deelwoord
Zullen (Aller) / (dû)

Temps de verbe

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Néerlandais Français
(ik) zal je vais
(jij) zult/zult tu iras
(hij/zij/het) zal il/elle/on va
(wij) zullen nous allons
(jullie) zullen vous allez
(zij) zullen ils vont

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Néerlandais Français
(ik) zoul j'irais
(jij) zoudt/zou tu irais
(hij/zij/het) zoul il/elle/on irait
(wij) zouden nous allions
(jullie) zouden vous alliez
(zij) zouden ils allaient

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Néerlandais Français
(ik) heb gezuld / ben gezuld je suis allé
(jij) hebt gezuld / bent gezuld tu es allé
(hij/zij/het) heeft gezuld / is gezuld il/elle/on est allé
(wij) hebben gezuld / zijn gezuld nous sommes allés
(jullie) hebben gezuld / zijn gezuld vous êtes allé(s)
(zij) hebben gezuld / zijn gezuld ils sont allés / elles sont allées

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Néerlandais Français
(ik) heb/zou/zullen/zou zijn/zou hebben/zullen hebben/zou zullen je suis/je serais/nous allons/je serais/je aurais/nous aurons/je irai
(jij) hebt/zou/zult/zou zijn/zou hebben/zult hebben/zou zullen tu es/allais/iras/irais/as été/auras été/irais
(hij/zij/het) heeft/zou/zult/zou zijn/zou hebben/zult hebben/zou zullen il/elle/on aurait été/aurait eu/va avoir/aurait eu/va aller
(wij) hebben/zouden/zullen/zouden zijn/zouden hebben/zullen hebben/zouden zullen nous sommes allés / nous irions / nous irons / nous serions allés / nous aurions allés / nous aurons allés / nous serions allés
(jullie) hebben/zouden/zullen/zouden zijn/zouden hebben/zullen hebben/zouden zullen vous êtes/alliez/allerez/iriez/auriez été/aurez été/iriez
(zij) hebben/zouden/zullen/zouden zijn/zouden hebben/zullen hebben/zouden zullen ils ont/iraient/iront/iraient/agiraient/iront/iraient iront

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Néerlandais Français
(ik) zal gaan/zullen gaan j'irai
(jij) zal gaan/zult gaan tu vas aller
(hij/zij/het) zal gaan il/elle/on ira
(wij) zullen gaan nous allons
(jullie) zullen gaan vous allez
(zij) zullen gaan ils vont aller

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Néerlandais Français
(ik) zal hebben zul zal hebben zullen j'irai avoir irai auront
(jij) zal hebben zul / zul je hebben / zal jij hebben zul tu auras allé / auras-tu allé / tu auras allé
(hij/zij/het) zal hebben zul il/elle/on sera allé
(wij) zullen hebben zullen nous serons allés
(jullie) zullen hebben zullen vous serez allé
(zij) zullen hebben zullen ils seront allés
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Néerlandais Français
(ik) zou werken j'irais
(jij) zou werken tu irais travailler
(hij/zij/het) zou werken il/elle/on irait travailler
(wij) zouden werken nous irions
(jullie) zouden werken vous iriez travailler
(zij) zouden werken ils iraient

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Néerlandais Français
ik zou gewerkt hebben je serais allé
jij zou gewerkt hebben / zou je gewerkt hebben tu serais allé
(hij/zij/het) hij zou gewerkt hebben / zij zou gewerkt hebben / het zou gewerkt hebben il serait allé / elle serait allée / il serait allé
wij zouden gewerkt hebben nous serions allés
jullie zouden gewerkt hebben vous seriez allés
zij zouden gewerkt hebben ils seraient allés
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Néerlandais Français
Zal! va