10K+ étudiants - 4.8/5
Apprenez avec un professeur Matériel d'apprentissage inclus Pratiquez la conversation

Veranderen (changer) - Onvoltooid toekomende tijd (OTTk), aantonende wijs (Futur antérieur, indicatif)

Veranderen (changer) - Conjugaison des verbes et exercices

Veranderen - Conjugaison de Veranderen en néerlandais : tableau de conjugaison, exemples et exercices au futur antérieur, mode indicatif (Onvoltooid toekomende tijd (OTTk), aantonende wijs).

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk), aantonende wijs (Futur antérieur, indicatif)

Toutes les conjugaisons et les temps: Veranderen (changer) - Conjugaison des verbes et exercices

Programme : cours de néerlandais - Seizoenen, maanden en delen van het jaar (Saisons, mois et parties de l'année)

Conjugaison de changer au futur simple

Néerlandais Français
(ik) zal veranderen je changerai
(jij) zal veranderen / zul veranderen tu changeras
(hij/zij/het) zal veranderen il/elle/il changera
(wij) zullen veranderen nous changerons
(jullie) zullen veranderen vous changerez
(zij) zullen veranderen ils changeront

Exemples de phrases

Néerlandais Français
Ik zal de kaart veranderen voor het noorden. Je vais changer la carte pour le nord.
Jij zal de richting veranderen bij de maan. Tu changeras de direction à la lune.
Hij zal het uur veranderen voor het festival. Il changera l'heure pour le festival.
Wij zullen de sterren veranderen in de hemel. Nous changerons les étoiles dans le ciel.
Jullie zullen de plek veranderen op de camping. Vous changerez de place au camping.
Zij zullen de route veranderen door het platteland. Ils changeront l'itinéraire à travers la campagne.

Exercice: Conjugaison des verbes

Instruction: Choisissez la bonne forme.

Afficher la traduction Montrez les réponses

zal, veranderen, zullen

1.
Hij ... het uur ... voor het festival.
(Il changera l'heure pour le festival.)
2.
Ik ... de kaart ... voor het noorden.
(Je vais changer la carte pour le nord.)
3.
Wij ... de sterren ... in de hemel.
(Nous changerons les étoiles dans le ciel.)
4.
Jullie ... de plek ... op de camping.
(Vous changerez de place au camping.)
5.
Jij ... de richting ... bij de maan.
(Tu changeras de direction à la lune.)
6.
Zij ... de route ... door het platteland.
(Ils changeront l'itinéraire à travers la campagne.)