Uitgaan (sortir) - Conjugaison des verbes et exercices Partager Copié !

Conjugaison de uitgaan (sortir) pour tous les temps verbaux avec des phrases d'exemple et des exercices.

Matériel d'apprentissage qui met en œuvre ce verbe:

Niveau: A2

Module 3: Weekendplannen (Projets du week-end)

Leçon 17: Vrienden bezoeken (Rendre visite à des amis)

Infinitief	Voltooid deelwoord
Uitgaan (sortir)	Uitgegaan (sorti)

Temps de verbe

Aantonende wijs

Néerlandais	Français
(ik) ben uitgegaan	je suis sorti
(jij) bent uitgegaan / bent uitgegaan?	tu es sorti
(hij/zij/het) is uitgegaan	il/elle/on est sorti
(wij) zijn uitgegaan	nous sommes sortis
(jullie) zijn uitgegaan	vous êtes sortis
(zij) zijn uitgegaan	ils sont sortis

Néerlandais	Français
ik ben uitgegaan	je suis sorti
jij bent uitgegaan / ben jij uitgegaan?	tu es sorti / es-tu sorti ?
hij/zij/het is uitgegaan	il/elle/on est sorti
wij zijn uitgegaan	nous sommes sortis
jullie zijn uitgegaan	vous êtes sortis
zij zijn uitgegaan	ils sont sortis

Néerlandais	Français
(ik) zal uitgegaan zijn	je serai sorti
(jij) zult uitgegaan zijn / zul uitgegaan zijn	tu seras sorti
(hij/zij/het) zal uitgegaan zijn	il sera sorti
(wij) zullen uitgegaan zijn	nous serons sortis
(jullie) zullen uitgegaan zijn	vous serez sortis
(zij) zullen uitgegaan zijn	ils seront sortis

Conditionele wijs

Néerlandais	Français
ik zou uitgegaan zijn	je serais sorti
jij zou uitgegaan zijn	tu serais sorti
hij/zij/het zou uitgegaan zijn	il/elle serait sorti
wij zouden uitgegaan zijn	nous serions sortis
jullie zouden uitgegaan zijn	vous seriez sortis
zij zouden uitgegaan zijn	ils seraient sortis

Imperatief (gebiedende wijs)

Néerlandais	Français
Ga uit!	Sors !