10K+ étudiants - 4.8/5
Apprenez avec un professeur Matériel d'apprentissage inclus Pratiquez la conversation

Springen (sauter) - Conjugaison des verbes et exercices

Conjugaison de springen (sauter) pour tous les temps verbaux avec des phrases d'exemple et des exercices.

Springen (sauter) - Conjugaison des verbes et exercices

Matériel d'apprentissage qui met en œuvre ce verbe:

Niveau: A1

Module 5: Thuis (À la maison)

Leçon 37: Jouw huisdieren (Vos animaux de compagnie)

Infinitief Voltooid deelwoord
Springen (Sauter) Gesprongen (Sauté)

Temps de verbe

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Néerlandais Français
(ik) spring je saute
(jij) springt/spring tu sautes
(hij/zij/het) springt il/elle/on saute
(wij) springen nous sautons
(jullie) springen vous sautez
(zij) springen ils sautent

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Néerlandais Français
(ik) sprong je sautais
(jij) sprong/sprongt tu sautais
(hij/zij/het) sprong il/elle/on a sauté
(wij) sprongen nous sautions
(jullie) sprongen vous sautiez
(zij) sprongen elles sautèrent

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Néerlandais Français
(ik) heb gesprongen j'ai sauté
(jij) hebt gesprongen / hebt gesprongen? tu as sauté
(hij/zij/het) heeft gesprongen il/elle/on a sauté
(wij) hebben gesprongen nous avons sauté
(jullie) hebben gesprongen vous avez sauté
(zij) hebben gesprongen ils ont sauté

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Néerlandais Français
(ik) heb gesprongen j'ai sauté
(jij) hebt gesprongen / hebt gesprongen? tu as sauté
(hij/zij/het) heeft gesprongen il/elle a sauté
(wij) hebben gesprongen nous avons sauté
(jullie) hebben gesprongen vous avez sauté
(zij) hebben gesprongen elles ont sauté

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Néerlandais Français
(ik) zal springen je sauterai
(jij) zal springen / zult springen tu sauteras
(hij/zij/het) zal springen il/elle/on sautera
(wij) zullen springen nous sauterons
(jullie) zullen springen vous sauterez
(zij) zullen springen ils sauteront

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Néerlandais Français
(ik) zal gesprongen zijn je saurai sauté
(jij) zult gesprongen zijn / zal gesprongen zijn tu auras sauté
(hij/zij/het) zal gesprongen zijn il aura sauté
(wij) zullen gesprongen zijn nous aurons sauté
(jullie) zullen gesprongen zijn vous aurez sauté
(zij) zullen gesprongen zijn ils auront sauté
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Néerlandais Français
(ik) zou springen je sauterais
(jij) zou springen tu sauterais
(hij/zij/het) zou springen il/elle/on sauterait
(wij) zouden springen nous sauterions
(jullie) zouden springen vous sauteriez
(zij) zouden springen ils sauteraient

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Néerlandais Français
ik zou gesprongen zijn j'aurais sauté
jij zou gesprongen zijn / zou je gesprongen zijn tu aurais sauté / aurais-tu sauté
(hij/zij/het) hij zou gesprongen zijn / zij zou gesprongen zijn / het zou gesprongen zijn il aurait sauté / elle aurait sauté / il aurait sauté
wij zouden gesprongen zijn nous serions sautés
jullie zouden gesprongen zijn vous auriez sauté
zij zouden gesprongen zijn ils auraient sauté
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Néerlandais Français
Spring! Saute