Sluiten (fermer) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Présent de l'indicatif, indicatif)

 Sluiten (fermer) - Conjugaison des verbes et exercices

Sluiten - Conjugaison de Fermer en néerlandais : tableau de conjugaison, exemples et exercices au présent continu, mode indicatif (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Présent de l'indicatif, indicatif)

Toutes les conjugaisons et les temps: Sluiten (fermer) - Conjugaison des verbes et exercices

Programme : cours de néerlandais - Meubilair (Meubles)

Conjugaison de fermer au présent de l'indicatif

Néerlandais Français
ik sluit je ferme
jij sluit tu fermes
hij/zij/het sluit il/elle ferme
wij sluiten nous fermons
jullie sluiten vous fermez
zij sluiten Ils ferment

Exemples de phrases

Néerlandais Français
Ik sluit de deur in de gang. Je ferme la porte dans le couloir.
Sluit jij het raam in de slaapkamer? Peux-tu fermer la fenêtre de la chambre ?
Hij sluit het bureau netjes af. Il ferme soigneusement le bureau.
Wij sluiten de kast voor de nacht. Nous fermons le placard pour la nuit.
Sluiten jullie de badkamerdeur goed? Fermez-vous bien la porte de la salle de bains ?
Zij sluiten het raam boven het bed. Ils ferment la fenêtre au-dessus du lit.

Exercice: Conjugaison des verbes

Instruction: Choisissez la bonne forme.

Afficher la traduction Montrez les réponses

sluiten, sluit

1.
... jij het raam in de slaapkamer?
(Peux-tu fermer la fenêtre de la chambre ?)
2.
Zij ... het raam boven het bed.
(Ils ferment la fenêtre au-dessus du lit.)
3.
Hij ... het bureau netjes af.
(Il ferme soigneusement le bureau.)
4.
Wij ... de kast voor de nacht.
(Nous fermons le placard pour la nuit.)
5.
Ik ... de deur in de gang.
(Je ferme la porte dans le couloir.)
6.
... jullie de badkamerdeur goed?
(Fermez-vous bien la porte de la salle de bains ?)