10K+ étudiants - 4.8/5
Apprenez avec un professeur Matériel d'apprentissage inclus Pratiquez la conversation

Rijden (conduire) - Conjugaison des verbes et exercices

Conjugaison de rijden (conduire) pour tous les temps verbaux avec des phrases d'exemple et des exercices.

Rijden (conduire) - Conjugaison des verbes et exercices

Matériel d'apprentissage qui met en œuvre ce verbe:

Niveau: A1

Module 6: De stad en het dorp (La ville et le village)

Leçon 42: Transport (Transport)

Infinitief Voltooid deelwoord
Rijden (Conduire) Gereden (Conduit)

Temps de verbe

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Néerlandais Français
ik rijd je conduis
jij rijdt tu conduis
hij/zij/het rijdt Il/elle/on conduit
wij rijden nous conduit
jullie rijden vous conduisez
zij rijden ils/elles conduisent

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Néerlandais Français
ik reed je conduisais
jij reed tu conduisais
hij/zij/het reed il/elle/on conduisait
wij reden nous conduisions
jullie reden vous conduisiez
zij reden Ils/elles conduisaient

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Néerlandais Français
ik heb gereden j'ai conduit
jij hebt/heb je gereden tu as conduit
hij/zij/het heeft gereden Il/elle/on a conduit
wij hebben gereden nous avons conduit
jullie hebben gereden vous avez conduit
zij hebben gereden Ils/elles ont conduit

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Néerlandais Français
ik heb gereden j'ai conduit
jij hebt/heb gereden tu as conduit
hij/zij/het heeft gereden Il/elle/on a conduit
wij hebben gereden nous avons conduit
jullie hebben gereden vous avez conduit
zij hebben gereden Ils/elles ont conduit

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Néerlandais Français
ik zal gereden hebben J'aurai conduit
jij zult/zal gereden hebben tu auras conduit
hij/zij/het zal gereden hebben Il/elle/on aura conduit
wij zullen gereden hebben nous aurons conduit
jullie zullen gereden hebben vous aurez conduit
zij zullen gereden hebben Ils auront conduit

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Néerlandais Français
ik zal hebben gereden j'aurai conduit
jij zal hebben gereden tu auras conduit
hij/zij/het zal hebben gereden Il/elle/on aura conduit
wij zullen hebben gereden nous aurons conduit
jullie zullen hebben gereden vous aurez conduit
zij zullen hebben gereden elles/ils auront conduit
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Néerlandais Français
ik zou rijden je conduirais
jij zou rijden tu conduirais
hij/zij/het zou rijden Il/elle/on conduirait
wij zouden rijden nous conduirions
jullie zouden rijden vous conduiriez
zij zouden rijden ils/elles conduiraient

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Néerlandais Français
ik zou gereden hebben j'aurais conduit
jij zou gereden hebben tu aurais conduit
hij/zij/het zou gereden hebben Il/elle/on aurait conduit
wij zouden gereden hebben nous aurions conduit
jullie zouden gereden hebben vous auriez conduit
zij zouden gereden hebben ils/elles auraient conduit
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Néerlandais Français
Rijd! Conduis !