10K+ étudiants - 4.8/5
Apprenez avec un professeur Matériel d'apprentissage inclus Pratiquez la conversation

Organiseren (organiser) - Conjugaison des verbes et exercices

Conjugaison de organiseren (organiser) pour tous les temps verbaux avec des phrases d'exemple et des exercices.

Organiseren (organiser) - Conjugaison des verbes et exercices

Matériel d'apprentissage qui met en œuvre ce verbe:

Niveau: A2

Module 6: Op het werk (Au travail)

Leçon 42: Organisatie en delegatie (Organisation et délégation)

Infinitief Voltooid deelwoord
Organiseren (organiser) Georganiseerd (organisé)

Temps de verbe

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Néerlandais Français
(ik) organiseer j'organise
(jij) organiseert/organiseer tu organises/organise
(hij/zij/het) organiseert il/elle organise
(wij) organiseren nous organisons
(jullie) organiseren vous organisez
(zij) organiseren elles organisent

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Néerlandais Français
(ik) organiseerde j'organisais
(jij) organiseerde / organiseerde tu organisais
(hij/zij/het) organiseerde il/elle/on a organisé
(wij) organiseerden nous organisions
(jullie) organiseerden vous organisiez
(zij) organiseerden ils organisaient

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Néerlandais Français
(ik) heb georganiseerd j'ai organisé
(jij) hebt georganiseerd / heeft georganiseerd tu as organisé
(hij/zij/het) heeft georganiseerd il/elle/on a organisé
(wij) hebben georganiseerd nous avons organisé
(jullie) hebben georganiseerd vous avez organisé
(zij) hebben georganiseerd ils ont organisé

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Néerlandais Français
(ik) heb georganiseerd j'ai organisé
(jij) hebt georganiseerd/hebt georganiseerd tu as organisé
(hij/zij/het) heeft georganiseerd il a organisé / elle a organisé / cela a organisé
(wij) hebben georganiseerd Nous avons organisé
(jullie) hebben georganiseerd vous avez organisé
(zij) hebben georganiseerd ils ont organisé

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Néerlandais Français
(ik) zal organiseren je organiserai
(jij) zult organiseren / zal organiseren tu organiseras / il organisera
(hij/zij/het) zal organiseren il/elle organise
(wij) zullen organiseren nous organiserons
(jullie) zullen organiseren vous organiserez
(zij) zullen organiseren ils organiseront

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Néerlandais Français
(ik) zal hebben georganiseerd j'aurai organisé
(jij) zal/zult hebben georganiseerd tu auras organisé
(hij/zij/het) zal hebben georganiseerd il/elle aura organisé
(wij) zullen hebben georganiseerd nous aurons organisé
(jullie) zullen hebben georganiseerd vous aurez organisé
(zij) zullen hebben georganiseerd ils auront organisé
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Néerlandais Français
ik zou organiseren je organiserais
jij zou organiseren tu organiserais
hij/zij/het zou organiseren il organiserait
wij zouden organiseren nous organiserions
jullie zouden organiseren vous organiseriez
zij zouden organiseren ils organiseraient

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Néerlandais Français
(ik) conditionele verleden tijd (compound) j'aurais organisé
(jij) ik zou georganiseerd hebben tu aurais organisé
(hij/zij/het) jij zou georganiseerd hebben / zou je georganiseerd hebben il/elle/on aurait organisé / tu aurais organisé
(wij) hij/zij/het zou georganiseerd hebben nous aurions organisé
(jullie) wij zouden georganiseerd hebben vous auriez organisé
(zij) jullie zouden georganiseerd hebben ils auraient organisé
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Néerlandais Français
Organiseer! tu organises