Dansen (danser) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Présent de l'indicatif, indicatif)

 Dansen (danser) - Conjugaison des verbes et exercices

Dansen - Conjugaison de Danser en néerlandais : tableau de conjugaison, exemples et exercices au présent continu, mode indicatif (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Présent de l'indicatif, indicatif)

Toutes les conjugaisons et les temps: Dansen (danser) - Conjugaison des verbes et exercices

Programme : cours de néerlandais - Muziek en kunst (Musique et art)

Conjugaison de danser au présent de l’indicatif

Néerlandais Français
ik dans je danse
jij danst tu danses
hij/zij/het danst il/elle/on danse
wij dansen nous dansons
jullie dansen vous dansez
zij dansen Ils dansent

Exemples de phrases

Néerlandais Français
Ik dans in het theater. Je danse au théâtre.
Jij danst op het concert. Tu danses au concert.
Hij danst bijna elke zondag. Il danse presque tous les dimanches.
Wij dansen graag in de discotheek. Nous aimons danser en discothèque.
Jullie dansen op de muziek van de zanger. Vous dansez sur la musique du chanteur.
Zij dansen naast de kunstenaar. Ils dansent à côté de l'artiste.

Exercice: Conjugaison des verbes

Instruction: Choisissez la bonne forme.

Afficher la traduction Montrez les réponses

danst, dans, dansen

1.
Jij ... op het concert.
(Tu danses au concert.)
2.
Ik ... in het theater.
(Je danse au théâtre.)
3.
Wij ... graag in de discotheek.
(Nous aimons danser en discothèque.)
4.
Hij ... bijna elke zondag.
(Il danse presque tous les dimanches.)
5.
Zij ... naast de kunstenaar.
(Ils dansent à côté de l'artiste.)
6.
Jullie ... op de muziek van de zanger.
(Vous dansez sur la musique du chanteur.)