Antwoorden (répondre) - Onvoltooid verleden tijd (OVT), aantonende wijs (Imparfait, indicatif)

 Antwoorden (répondre) - Conjugaison des verbes et exercices

Antwoorden - Conjugaison de Répondre en néerlandais : tableau de conjugaison, exemples et exercices au plus-que-parfait, mode indicatif (Onvoltooid verleden tijd (OVT), aantonende wijs).

Onvoltooid verleden tijd (OVT), aantonende wijs (Imparfait, indicatif)

Toutes les conjugaisons et les temps: Antwoorden (répondre) - Conjugaison des verbes et exercices

Programme : cours de néerlandais - Dingen vragen (Demander des choses)

Conjugaison du verbe répondre à l'imparfait

Néerlandais Français
(ik) antwoordde je répondais
(jij) antwoordde/antwoorde tu répondais
(hij/zij/het) antwoordde il/elle a répondu
(wij) antwoordden nous répondîmes
(jullie) antwoordden vous répondiez
(zij) antwoordden ils répondirent

Exemples de phrases

Néerlandais Français
Ik antwoordde zonder twijfel tijdens de onderhandeling. Je répondis sans hésitation lors de la négociation.
Jij antwoordde juist op het tegenargument in de vergadering. Tu as répondu justement à l'argument contraire lors de la réunion.
Hij antwoordde positief op het voorstel van het team. Il a répondu positivement à la proposition de l'équipe.
Wij antwoordden met een duidelijk argument tijdens het overleg. Nous avons répondu par un argument clair lors de la réunion.
Jullie antwoordden op de vragen over het compromis netjes. Vous avez répondu aux questions concernant le compromis de manière soignée.
Zij antwoordden negatief, omdat ze het niet eens waren. Ils ont répondu négativement, parce qu'ils n'étaient pas d'accord.

Exercice: Conjugaison des verbes

Instruction: Choisissez la bonne forme.

Afficher la traduction Montrez les réponses

antwoordden, antwoordde

1.
Hij ... positief op het voorstel van het team.
(Il a répondu positivement à la proposition de l'équipe.)
2.
Ik ... zonder twijfel tijdens de onderhandeling.
(Je répondis sans hésitation lors de la négociation.)
3.
Wij ... met een duidelijk argument tijdens het overleg.
(Nous avons répondu par un argument clair lors de la réunion.)
4.
Jij ... juist op het tegenargument in de vergadering.
(Tu as répondu justement à l'argument contraire lors de la réunion.)
5.
Zij ... negatief, omdat ze het niet eens waren.
(Ils ont répondu négativement, parce qu'ils n'étaient pas d'accord.)
6.
Jullie ... op de vragen over het compromis netjes.
(Vous avez répondu aux questions concernant le compromis de manière soignée.)