Afwassen (laver la vaisselle) - Conjugaison des verbes et exercices

Conjugaison de afwassen (laver la vaisselle) pour tous les temps verbaux avec des phrases d'exemple et des exercices.

 Afwassen (laver la vaisselle) - Conjugaison des verbes et exercices

Matériel d'apprentissage qui met en œuvre ce verbe:

Niveau: A1

Module 5: Thuis (À la maison)

Leçon 33: Servies (Vaisselle)

Infinitief Voltooid deelwoord
Afwassen (laver la vaisselle) Afgewassen (lavé)

Temps de verbe

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Néerlandais Français
(ik) was af je lave la vaisselle
(jij) wast af tu laves la vaisselle
(hij/zij/het) wast af il/elle lave la vaisselle
(wij) wassen af nous lavons la vaisselle
(jullie) wassen af vous lavez la vaisselle
(zij) wassen af elles lavent la vaisselle

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Néerlandais Français
(ik) waste af j'ai lavé la vaisselle
(jij) waste af tu lavais la vaisselle
(hij/zij/het) waste af il/elle/on lavait la vaisselle
(wij) wasten af nous lavions la vaisselle
(jullie) wasten af vous laviez la vaisselle
(zij) wasten af elles lavaient la vaisselle

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Néerlandais Français
(ik) heb afgewassen j'ai lavé la vaisselle
(jij) hebt/heb afgewassen tu as lavé la vaisselle
(hij/zij/het) heeft afgewassen il/elle a lavé la vaisselle
(wij) hebben afgewassen nous avons lavé la vaisselle
(jullie) hebben afgewassen vous avez lavé la vaisselle
(zij) hebben afgewassen ils ont lavé la vaisselle

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Néerlandais Français
(ik) heb afgewassen j'ai lavé la vaisselle
(jij) hebt afgewassen tu as lavé la vaisselle
(hij/zij/het) heeft afgewassen il/elle/on a lavé la vaisselle
(wij) hebben afgewassen nous avons lavé la vaisselle
(jullie) hebben afgewassen vous avez lavé la vaisselle
(zij) hebben afgewassen ils ont lavé la vaisselle

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Néerlandais Français
(ik) zal afgewassen hebben je aurai lavé la vaisselle
(jij) zult afgewassen hebben tu auras lavé la vaisselle
(hij/zij/het) zal afgewassen hebben il aura lavé la vaisselle
(wij) zullen afgewassen hebben nous aurons lavé la vaisselle
(jullie) zullen afgewassen hebben vous aurez lavé la vaisselle
(zij) zullen afgewassen hebben ils auront lavé la vaisselle

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Néerlandais Français
(ik) zal hebben afgewassen je aurai lavé la vaisselle
(jij) zal hebben afgewassen tu auras lavé la vaisselle
(hij/zij/het) zal hebben afgewassen il aura lavé la vaisselle
(wij) zullen hebben afgewassen nous aurons lavé la vaisselle
(jullie) zullen hebben afgewassen vous aurez lavé la vaisselle
(zij) zullen hebben afgewassen ils auront lavé la vaisselle
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Néerlandais Français
(ik) zou afgewassen hebben je laverais la vaisselle
(jij) zou afgewassen hebben tu laverais la vaisselle
(hij/zij/het) zou afgewassen hebben il/elle/on laverait la vaisselle
(wij) zouden afgewassen hebben nous laverions la vaisselle
(jullie) zouden afgewassen hebben vous laveriez la vaisselle
(zij) zouden afgewassen hebben ils laveraient la vaisselle

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Néerlandais Français
(ik) zou afgewassen hebben j'aurais lavé la vaisselle
(jij) zou afgewassen hebben tu aurais lavé la vaisselle
(hij/zij/het) zou afgewassen hebben il/elle aurait lavé la vaisselle
(wij) zouden afgewassen hebben nous aurions lavé la vaisselle
(jullie) zouden afgewassen hebben vous auriez lavé la vaisselle
(zij) zouden afgewassen hebben ils auraient lavé la vaisselle
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Néerlandais Français
Was af! Lave la vaisselle.