Afstuderen (obtenir son diplôme) - Conjugaison des verbes et exercices Partager Copié !

Conjugaison de afstuderen (obtenir son diplôme) pour tous les temps verbaux avec des phrases d'exemple et des exercices.

Matériel d'apprentissage qui met en œuvre ce verbe:

Niveau: A2

Module 2: Maatschappij en overheid (Société et gouvernement)

Leçon 14: Universitaire opleiding (Diplôme universitaire)

Infinitief	Voltooid deelwoord
Afstuderen (obtenir son diplôme)	Afgestudeerd (diplômé)

Temps de verbe

Aantonende wijs

Néerlandais	Français
(ik) studeer af/slaag af	j'obtiens mon diplôme / je réussis
(jij) studeert af/slaagt af	tu obtiens/obtiens ton diplôme
(hij/zij/het) studeert af/slaagt af	il/elle/il obtient son diplôme
(wij) studeren af/ slagen af	nous obtenons notre diplôme
(jullie) studeren af/slagen af	vous obtenez votre diplôme / échouez
(zij) studeren af/slagen af	ils obtiennent leur diplôme

Néerlandais	Français
(ik) studeerde af / studeerde af	j'ai obtenu mon diplôme
(jij) studeerde af / studeerde af	tu as obtenu ton diplôme
(hij/zij/het) studeerde af / studeerde af	il/elle/il a obtenu son diplôme
(wij) studeerden af	nous avons obtenu notre diplôme
(jullie) studeerden af	vous avez obtenu votre diplôme
(zij) studeerden af	ils ont obtenu leur diplôme

Néerlandais	Français
(ik) heb afgestudeerd	j'ai obtenu mon diplôme
(jij) hebt afgestudeerd / hebt afgemaakt	tu as obtenu ton diplôme
(hij/zij/het) heeft afgestudeerd	il/elle/on a obtenu son diplôme
(wij) hebben afgestudeerd	nous avons obtenu notre diplôme
(jullie) hebben afgestudeerd	vous avez obtenu votre diplôme
(zij) hebben afgestudeerd	ils ont obtenu leur diplôme

Néerlandais	Français
ik was afgestudeerd	j'ai obtenu mon diplôme
jij was afgestudeerd / was jij afgestudeerd	tu avais obtenu ton diplôme / étais-tu diplômé
hij/zij/het was afgestudeerd	il/elle/on avait obtenu son diplôme
wij waren afgestudeerd	Nous avons obtenu notre diplôme
jullie waren afgestudeerd	vous aviez obtenu votre diplôme
zij waren afgestudeerd	ils ont obtenu leur diplôme

Néerlandais	Français
(ik) zal afstuderen	Je vais obtenir mon diplôme
(jij) zal afstuderen / zult afstuderen	tu vas obtenir ton diplôme / vous allez obtenir votre diplôme
(hij/zij/het) zal afstuderen	il/elle/il obtiendra son diplôme
(wij) zullen afstuderen	nous obtiendrons notre diplôme
(jullie) zullen afstuderen	vous obtiendrez votre diplôme
(zij) zullen afstuderen	ils obtiendront leur diplôme

Néerlandais	Français
(ik) zal zijn afgestudeerd	je aurai obtenu mon diplôme
(jij) zal zijn afgestudeerd / zult zijn afgestudeerd	tu auras obtenu ton diplôme
(hij/zij/het) zal zijn afgestudeerd	il/elle/ça aura obtenu son diplôme
(wij) zullen zijn afgestudeerd	nous aurons obtenu notre diplôme
(jullie) zullen zijn afgestudeerd	vous aurez obtenu votre diplôme
(zij) zullen zijn afgestudeerd	ils auront obtenu leur diplôme

Conditionele wijs

Néerlandais	Français
ik zou zijn afgestudeerd	je obtiendrais mon diplôme
jij zou zijn afgestudeerd / zou afgestudeerd zijn	tu obtiendrais ton diplôme
hij/zij/het zou zijn afgestudeerd / zou afgestudeerd zijn	il/elle/on obtiendrait son diplôme
wij zouden zijn afgestudeerd	nous obtiendrions notre diplôme
jullie zouden zijn afgestudeerd	vous obtiendriez votre diplôme
zij zouden zijn afgestudeerd	ils obtiendraient leur diplôme

Néerlandais	Français
ik zou afgestudeerd zijn	j'aurais obtenu mon diplôme
jij zou afgestudeerd zijn	tu aurais obtenu ton diplôme
(hij/zij/het) hij zou afgestudeerd zijn	il aurait obtenu son diplôme
wij zouden afgestudeerd zijn	nous aurions obtenu notre diplôme
jullie zouden afgestudeerd zijn	vous auriez obtenu votre diplôme
zij zouden afgestudeerd zijn	ils auraient obtenu leur diplôme

Imperatief (gebiedende wijs)

Néerlandais	Français
Afstudeer!	obtiens ton diplôme